Skip to main content
header

Waarom Paulus?
 
 
Richard Jordan

  www.shorewoodbiblechurch.org 

In deze tijd is er een brandende vraag die de kerk van Jezus Christus zichzelf nooit schijnt te stellen. Het is een vraag die laat zien waarom er in de wereld zoveel religieuze verwarring is. Toch is het een eenvoudige vraag:

"Waarom Paulus?"

Waarom precies kwam de Heere Jezus Christus na zijn opstanding en Hemelvaart terug op aarde vanuit de Hemelse Heerlijkheid, riep hij Saulus van Tarsen en maakte Hij hem Paulus de Apostel?

Het antwoord vanuit het Woord is niet moeilijk te vinden. Een simpel vers is genoeg:

"Want ik spreek tot u heidenen, voor zoveel ik der heidenen apostel ben; ik maak mijn bediening heerlijk" Romeinen 11:13

Let op dat Paulus zegt: "Ik maak mijn bediening heerlijk". Het is duidelijk dat Paulus niet zichzelf verheerlijkt. Hij verheerlijkt juist zijn bediening, van God gekregen, als "apostel der heidenen". Het is belangrijk dat duidelijk is dat het om de bediening van Paulus gaat en niet om Paulus zelf. Hij is de door God gekozen apostel voor de heidenen. De bediening waar Paulus over spreekt, heeft Hij van Jezus Christus gekregen. Die bediening is voor ons heidenen, via Paulus, bedoeld.

Denk even na: de Schrift verwijst regelmatig naar "De wet van Mozes" maar wie vraagt zichzelf af of het eigenlijk niet "De wet van God" moet zijn? Mozes was gewoon een man aan wie God de wet gaf voor Israël. Met andere woorden: God gaf via Mozes de wet aan Zijn volk:

"Nu dan, Israël! Hoor naar de inzettingen en naar de rechten, die ik ulieden lere te doen; opdat gij leeft, en henen inkomt, en erft het land, dat de Heere, uwer vaderen God, u geeft. Gij zult tot dit woord, dat ik u gebiede, niet toedoen, ook daarvan niet afdoen: opdat gij bewaart de geboden van den Heere, uw God, die ik u gebiede" Deuteronomium 4:1, 2

Was dit zelfverheerlijking van Mozes? Zou Israël eerder een mens volgen dan God als ze Mozes zouden gehoorzamen? Zou het kunnen dat God Mozes boven Zichzelf verheerlijkte toen Hij hem de opdracht gaf Israël te laten gehoorzamen "hetgeen Mozes geboden heeft" (Markus 1:44)? Natuurlijk niet!

Niets van dit alles verheerlijkt de man Mozes; het is juist een erkenning van zijn door God gegeven bediening als wetgever voor Israël. Hij was het instrument waardoor God Zijn wet aan Israël openbaarde. Hetzelfde geldt voor Paulus en de verborgenheid. Paulus is degene door wie de Heere Jezus Christus de verborgenheid bekend heeft gemaakt aan ons. Het is aan ons om in te zien dat hij een speciale bediening had, maar dat Paulus zichzelf daar niet mee verheerlijkt, net zoals dat Mozes zichzelf niet verheerlijkte toen hij Israël de wet gaf.

Uit de brieven van Paulus is duidelijk op te maken dat hij een "Genade-schenker" is voor de heidenen in deze tijd:

"Om deze oorzaak ben ik Paulus de gevangene van Christus Jezus, voor u, die heidenen zijt,
"Indien gij maar gehoord hebt van de bedeling der genade Gods, die mij gegeven is aan u:
"Dat Hij mij DOOR OPENBARING HEEFT BEKEND GEMAAKT DEZE VERBORGENHEID.
Efeze 3:1-3

Het was een directe, persoonlijke openbaring van Jezus Christus zelf die Paulus kreeg. Een nieuwe openbaring over Gods verborgen plan in de bedeling der genade. Daarom schrijft Paulus over: "... de genade, die mij van God gegeven is; Opdat ik een dienaar van Jezus Christus zij onder de heidenen" (Romeinen 15:15, 16)

Het herkennen en erkennen van de speciale positie die toegekend is aan de apostel Paulus in Gods programma voor vandaag, betekent niet dat de man Paulus wordt verheerlijkt. Het is gewoon het accepteren van zijn door God gegeven positie als "onze apostel".

Christus’ eerdere bediening

Tijdens Zijn aardse bediening waren zowel de Heere Jezus Christus en Zijn twaalf discipelen niet bezig met het dienen van de hele wereld. Christus kwam juist om Israël, Gods volk, te dienen. Romeinen 15:8 is erg duidelijk op dit gebied. Het is een vers die in staat is ogen te openen in het begrijpen van Gods Woord:

"En ik zeg, dat JEZUS CHRISTUS EEN DIENAAR GEWORDEN IS DER BESNIJDENIS, vanwege de waarheid Gods, opdat Hij bevestigen zou de beloftenissen der vaderen."

In het licht van deze simpele verklaring zijn we iets belangrijks te weten gekomen:

De boeken van Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes verwijzen naar de aardse bediening van Jezus Christus die uitsluitend bedoeld was voor het volk Israël.

Hij (Christus) bevestigde de beloftes aan Israël, die gemaakt waren door hun voorvaderen. Aan die bevestiging kon Israël dus zien, dat wat hun voorvaderen beloofd hadden, ook echt waar was. Christus verkondigde het goede nieuws dat die beloftes spoedig vervuld zouden worden.

Als we uitgaan van Romeinen 15:8, dat Christus’ aardse bediening uitsluitend bedoeld was voor Israël, dan zal er altijd iemand zijn die het daar niet mee eens is, aangezien Johannes 3:16 het volgende vermeld:

"Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwig leven hebbe."

Mensen struikelen over de dikgedrukte woorden. Daar staat immers dat God de hele wereld liefhad en ook dat IEDEREEN die in Hem gelooft eeuwig leven krijgt. Dus niet alleen Israël. Dit vers is echter niet bedoeld om Christus’ aardse bediening aan Israël te ontkrachten, maar juist om te laten zien dat Zijn bediening de hele wereld in het vooruitzicht had!

Jammer genoeg negeren veel mensen die het bovenstaande vers lezen, andere verzen uit andere evangeliën, zoals Mattheüs 10:5, 6:

"Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden, en hun bevel gegeven, zeggende: GIJ ZULT NIET HEENGAAN OP DEN WEG DER HEIDENEN, EN GIJ ZULT NIET INGAAN IN ENIGE STAD DER SAMARITANEN, MAAR GA VEEL MEER HEEN TOT DE VERLOREN SCHAPEN VAN HET HUIS ISRAËLS."

Dat is duidelijke taal. De 12 wordt opgedragen om slechts tot het volk Israël gegaan. Jezus verbiedt hen duidelijk om naar de heidenen te gaan.

De grote vraag is dan natuurlijk waarom Christus in Johannes 3:16 zegt: "Alzo lief had God de wereld" en vervolgens Zijn discipelen verbiedt om de wereld in te trekken. Wat is er aan de hand? En… er is nog meer…kijk wat er gebeurt in Mattheüs 15: 22:

"En ziet, een Kananese vrouw, uit die landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere! Gij Zone Davids, ontferm U mijner! Mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten."

Als we de populaire versie van Jezus zouden bekijken, dan zou Hij onmiddellijk naar de dochter gegaan zijn en haar onmiddellijk geholpen hebben. Maar lees wat er verder staat: "Doch Hij antwoordde haar niet één woord." vers 23

Denk je echt dat de Heere Jezus iemand in zulke nood, zoiets aan zou doen? Gewoon niets zeggen? Maar wanneer Zijn discipelen er iets van zeggen en Jezus hen antwoordt, begrijpen we waarom:

"Maar Hij, antwoordende, zeide: IK BEN NIET GEZONDEN, DAN TOT DE VERLOREN SCHAPEN VAN HET HUIS ISRAËLS." vers 24

Als we dit vers vergelijken met Johannes 3:16, dan ontstaat er verwarring. Deze verzen lijken elkaar tegen te spreken. Hield Jezus dan niet van die vrouw en haar dochter? Natuurlijk deed Hij dat wel. Wat is er dan aan de hand?

Tenzij we precies beseffen wat Gods programma in die tijd was, zullen we nooit het antwoord op deze vragen vinden. Het is namelijk zo dat op dat moment het programma dat toen in werking was, niet voor alle volken van de aarde bedoeld was. Het programma dat toen in werking was, was gebaseerd op beloftes die aan Abraham gedaan waren en verder verkondigd werden door de profeten.

Het Oude Testament staat vol met beloftes en profetieën dat verlossing in alle uithoeken van de aarde verkondigd zou gaan worden door verlost Israël. (Zie Genesis 22:17, 18, Jesaja 60:1-3, Zacharia 8:13, 20-23). Dit is de reden waarom de aardse bediening van de Heere Jezus Christus uitsluitend aan Israël was gericht. Israël was het gekozen en geprofeteerde "kanaal van zegeningen" voor alle volken.

Inderdaad had God de hele wereld lief en Zijn speciale belofte was dat de verlossing naar alle uithoeken van de aarde zou gaan door Israël. Als we verder lezen in Mattheüs 15, dan zien we dat de vrouw uiteindelijk de genezing krijgt die ze zocht voor haar dochter. Het is belangrijk om te zien waar die zegening op gebaseerd was vers 25, 26:

"En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, Help mij
Doch Hij antwoordde en zeide: het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen en den
hondekens voor te werpen."

In dit vers wordt met "kinderen" het volk Israël bedoeld. Met "hondekens" worden de heidenen bedoeld. Iedere niet-Jood (iedere heiden dus), is een "hondeken". Markus 7:27 versterkt de woorden van Jezus door de toevoeging van de volgende woorden: "…Laat eerst de kinderen verzadigd worden."
De aardse bediening van Jezus Christus was eerst voor Israël bedoeld, zij moesten eerst "verzadigd" worden en dan zou de verlossing via verlost en "verzadigd" Israël de rest van de wereld ingaan. Het antwoord van de vrouw laat zien dat ze op dat moment begreep welke positie zij had (namelijk een heidense) vers 27:

"En zij zeide: JA HEERE! DOCH DE HONDEKENS ETEN OOK VAN DE BROKJES DIE ER VALLEN VAN DE TAFEL VAN HUN HEREN."

In feite nam ze plaats ‘onder de tafel van Israël’ en ontving ze een zegening die van de tafel afviel, net zoals honden kruimeltjes oplikken die van de tafel afvallen.

Dit verklaart waarom Jezus uitsluitend gezonden was "dan tot de verloren schapen van het huis Israëls.". De geestelijke toestand van dit verkozen volk was echter bedroevend. Het volk was niet in staat om een zegen te zijn voor wie dan ook.

Ditzelfde programma (Christus’ aardse bediening voor Israël) ging door na de dood en opstanding van de Heere Jezus Christus. In Handelingen 3 vers 25 en 26 zet Petrus het programma uit het begin van Handelingen voort. Hij richt zich tot het volk Israël en zegt:

"Gijlieden zijt kinderen der profeten, en des verbonds, hetwelk God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: EN IN UW ZADE ZULLEN ALLE GESLACHTEN DER AARDE GEZEGEND WORDEN
God, opgewekt hebbende zijn Kind Jezus,
HEEFT DENZELVE EERST TOT U GEZONDEN, DAT HIJ ULIEDEN ZEGENEN ZOU, daarin dat Hij een iegelijk van u afkere van uw boosheden."

Terwijl Christus’ aardse bediening alleen geopenbaard was aan Israël, was het nu zo (na de opstanding) dat die bediening zich begon uit te breiden; maar nog steeds was het Israël eerst. De uitbreiding van die bediening wordt duidelijk wanneer we kijken naar de instructies die Jezus zijn apostelen geeft na zijn opstanding:

"En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de GEHELE WERELD, predikt het Evangelie AAN ALLE KREATUREN." Markus 16:15

De wereldwijde bekering en erkenning die zoveel mensen zoeken, zou komen wanneer datgene wat Jezus zei in Markus 16:15 vervuld zou worden (zie Jesaja 2:1-3). We moeten echter niet vergeten dat de Heere Jezus Christus in de "Grote Opdracht" (het uitdragen van zijn aardse bediening) een speciale volgorde heeft vermeld:

"En in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden, onder alle volken, BEGINNENDE VAN JERUZALEM." Lukas 24:47

Lukas werkt deze instructie verder uit in Handelingen 1. We beginnen in vers 6:

"Zij dan, die samengekomen waren, vraagden Hem, zeggende: Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk wederoprichten?"

De Heere Jezus Christus besteedde 40 dagen aan het leren van Zijn apostelen over "…de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan." (vers 3). Blijkbaar kwam hun vraag over het wederoprichten van het Koninkrijk voort uit de dingen die ze hierover geleerd hadden en wat ze bezighield.

Ze vroegen de Heere Jezus niet wanneer het "Lichaam van Christus" zou beginnen. Ze zochten geen informatie over een ander programma dat spoedig zou beginnen, in plaats van het aardse Koninkrijk. Ze suggereerden niet dat de profetieën weg zouden gaan om plaats te maken voor de verborgenheid. Integendeel: ze waren vol verwachting dat Jezus Christus  het Koninkrijk zou wederoprichten.

Het enige koninkrijk dat Israël ooit had, was een letterlijk, lichamelijk, zichtbaar aards koninkrijk. Als de 12 apostelen op dit late tijdstip, na de opstanding van Christus, nog steeds niet begrepen wat Christus met Zijn Koninkrijk bedoelde, was het nu de tijd voor Jezus om ze op het goede spoor te zetten. Het feit dat Hij Zijn apostelen niet uitdaagt om Zijn leer te begrijpen, is krachtig bewijsmateriaal dat het Koninkrijk inderdaad letterlijk en aards was en dat het niets te maken had met het geestelijke "Lichaam van Christus".

Waar Hij Zijn apostelen op wilde focussen, was wat ze moesten doen als Hij er niet meer zou zijn:

"En Hij zeide tot hen: Het komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft;"
Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn,
ZO TE JERUZALEM ALS IN GEHEEL JUDÉA EN SAMARIA EN TOT AAN HET UITERSTE DER AARDE." Handelingen 1:7,8

Let goed op de volgorde die Jezus hier gebruikt: éérst Jeruzalem. Natuurlijk, omdat Jeruzalem "de stad van de grote Koning is" (Zie Matt.5:35, Jer.3:17) Daarna komt Judéa, dat het gebied van de zuidelijke stammen van Israël bestrijkt. Daarna Samaria, dat het gebied van de noordelijke stammen van Israël bestrijkt. Al deze gebieden bij elkaar beslaan de 12 stammen van Israël. Alleen dan als ze daar geweest zouden zijn, zouden ze "tot aan het uiterste der aarde" kunnen gaan. Dit is namelijk de profetische volgorde hoe het moest gebeuren.

Het begin van het boek Handelingen is een verslag van het uitdragen van het profetische plan door Israël. Het heeft niets te maken met het begin of de vorming van het Lichaam van Christus of de verborgenheid die later geopenbaard is aan de apostel Paulus.

Paulus was niét één van de 12 apostelen

De 12 apostelen en de broeders bleven in Jeruzalem om wat er in de Schriften tevoren voorspeld was, te vervullen. Ze gehoorzaamden hierbij de instructies die de Heere Jezus Christus hen gegeven had. Tegelijkertijd waren ze bezig met het kiezen en aanstellen van een opvolger voor de apostel Judas, die na zijn verraad aan Jezus, zelfmoord had gepleegd. Die gekozen opvolger was niet Paulus.

Drie feiten sluiten volledig uit dat Paulus een van de 12 apostelen was:

Ten eerste kwam hij niet aanmerking voor de aanstelling als apostel. Handelingen 1:21-23 laat zien dat er een basis voorschrift was om een apostel te zijn:

"Het is dan nodig, dat van de mannen, die met ons omgegaan hebben al de tijd, in welken de Heere Jezus onder ons in- en uitgegaan is
Beginnende van den doop van Johannes, tot den dag toe, in welken Hij van ons opgenomen is..."

Paulus was er niet bij vanaf het begin tot het eind, dus kan hij niet een van de 12 geweest zijn.

Ten tweede ‘werkte’ Paulus niet onder dezelfde bediening als de 12 apostelen. In I Korinthe 1:17 zegt Paulus: "Christus heeft mij niet gezonden om te dopen." Als we kijken naar Mattheüs 28:19, waarin Jezus de opdracht geeft om "alle volken te onderwijzen en hen te dopen" kunnen we zeggen dat als Paulus één van de 12 was, hij nóóit had kunnen zeggen dat Christus hem niet had gezonden om te dopen. Geen van de 12 apostelen kon zeggen wat Paulus deed, omdát Christus hen juist de opdracht gaf om te dopen.

Als laatste, als we kijken naar I Korinthe 15: 5 - 8, zien we dat Paulus zichzelf duidelijk apart zet van de 12 apostelen. Hij schrijft:

"En dat Hij is van Céfas gezien, daarna van de twaalve. Daarna is hij gezien van meer dan vijfhonderd broederen op eenmaal, van welke het meerderdeel nog overig is, en sommigen ook zijn ontslapen. Daarna is Hij gezien van Jakobus, daarna van al de apostelen
En ten laatste van allen is Hij ook van mij, als van een ontijdig geborene, gezien"

Voor een ieder die het Woord van God als laatste autoriteit beschouwt, laten deze verzen duidelijk zien hoe de kwestie in elkaar zit. De 12 waren getuige van de opstanding van Christus en Paulus was daar niet bij, dus was hij ook geen 1 van de 12 apostelen.

Gezien deze feiten is het duidelijk dat Paulus’ bediening volledig gescheiden was en ook anders was dan dat van de 12 apostelen.

Pinksteren is niét het begin van het Lichaam van Christus

Over het algemeen is de opvatting dat bij de uitstorting van de Heilige Geest in Handelingen 2 het Lichaam van Christus is begonnen. Echter, de Schrift laat wederom iets anders zien. In feite is het zo, dat de komst van de Heilige Geest juist het bewijs is dat het NIET het begin is van het Lichaam van Christus. De apostel Petrus, die vervuld was met de Heilige Geest en Die Petrus ingaf wat hij moest spreken, verklaarde dat de komst van die Heilige Geest vervulling van profetie was. In Handelingen 2:16 legt Petrus uit wat er gebeurde:

"Maar dit is het, wat gesproken is door den profeet Joel."

Vergelijk dit eens met Efeze 3:2 en 3

"Indien gij maar gehoord hebt van de bedeling der genade Gods, die mij gegeven is aan u."
"Dat Hij mij door openbaring heeft bekendgemaakt deze verborgenheid (gelijk ik met weinige woorden tevoren geschreven heb…"

"Welke in andere eeuwen den kinderen der mensen niet is bekendgemaakt" vers 5

Hier zien we een vergelijking die je zou moeten leren maken: het belangrijke verschil tussen profetie en verborgenheid.

Joel wist van, profeteerde over en schreef over de komst van de Heilige Geest. Het was dus een voorspelling. De Heilige Geest zelf wist heel goed wat Hij deed op het Pinksterfeest en Hij inspireerde Petrus om de volgende verklaring te geven: "Maar dit is het, wat gesproken is door den profeet Joel." De Heilige Geest was op dat moment de profetie van Joel aan het vervullen en bezig met het zetten van de volgende stap in het lang van te voren geprofeteerde Koninkrijksprogramma.

Echter, in Efeze 3 is het duidelijk dat Joel niets wist van het Lichaam van Christus. Het was immers verborgen! Daarom profeteerde hij er niet over en schreef hij er ook niet over.

Dus: als (a) Joel wist van, profeteerde over en schreef over datgene wat er gebeurde met Pinksteren en als hij (b) niet wist van, niet profeteerde over en niets schreef over het Lichaam van Christus, dan (c) kan het de vorming en het begin van het Lichaam van Christus, niet datgene zijn wat er gebeurde met Pinksteren

Handelingen 3:21 laat duidelijk zien dat wat er gebeurde met Pinksteren, dat dat "…God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw."
Dit is het tegenovergestelde van "…de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest." Romeinen 16:25

Bijbelpassages zoals Handelingen 3:25 en 26, 5:31 en 32, en 8:1 laten steeds zien dat het programma in eerste plaats steeds voor Israël bedoeld was. Sterker nog, later in Handelingen 11:19 lezen we dat ze "tot niemand het Woord sprekende dan alleen tot de joden."

Het is droevig om te zeggen dat het volk Israël Christus verwierp. Allereerst in Zijn aardse bediening en daarna in de getuigenis van Zijn opstanding door de "kleine kudde" die geleid werd door de 12 apostelen. Israël begon zelfs degenen die predikten over Christus, te vervolgen en Saulus van Tarsen werd de leider van deze vervolgingen.

Het was in deze crisistijd dat God het profetische plan onderbrak en Saulus zalig maakte, om hem vervolgens Paulus de Apostel te maken. Op die manier kon God Zijn verborgen plan van genade aan hem bekend maken en via Paulus aan ons.

Paulus zegt het als volgt in I Timotheüs 1:13-16:

"Die tevoren een godslasteraar was en een vervolger en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het onwetend gedaan heb in mijn ongelovigheid
Doch de genade onzes Heeren is zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde, die er is in Christus Jezus."
vers 13 en 14

"Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven." (vers 16)

 

Paulus’ aanspraken op zijn bediening:

De brieven van Paulus laten door zijn door God geïnspireerde beweringen zien dat zijn boodschap en apostelschap afweek van dat van de 12 apostelen. De volgende voorbeelden laten daar geen twijfel over bestaan:

Romeinen 11:13: "Want ik spreek tot u, heidenen, voor zoveel ik der heidenen apostel ben; ik maak mijn bediening heerlijk;"

Romeinen 15:15, 16: "Maar ik heb u eensdeels te stoutelijker geschreven, broeders, u als wederom dit indachtig makende, om de genade die mij van God gegeven is. Opdat ik een dienaar van Jezus Christus zij onder de heidenen…"

Romeinen 16:25, 26: "Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest.
Maar nu is geopenbaard……."

Galaten 1:11, 12: "Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie, hetwelk van mij verkondigd is, niet is naar den mens
Want ik heb ook hetzelve niet van een mens ontvangen noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus."

Efeze 3:1-3: "Om deze oorzaak ben ik Paulus de gevangene van Christus Jezus voor u, die heidenen zijt
Indien gij maar gehoord hebt van de bedeling der genade Gods, die mij gegeven is aan u
Dat Hij mij door openbaring heeft bekendgemaakt deze verborgenheid…"

Kolossenzen 1:25, 26: "Welker dienaar ik geworden ben naar de bedeling Gods, die mij gegeven is aan u, om te vervullen het Woord Gods
Namelijk de verborgenheid, die verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen."

I Timotheüs 2:5-7: "Want er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Jezus Christus
Die Zichzelven gegeven heeft tot een rantsoen voor allen, zijnde de getuigenis te zijner tijd
Waartoe ik gesteld ben een prediker en apostel (ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet), een leraar der heidenen in geloof en waarheid."

Titus 1:2, 3: "In de hope des eeuwigen levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft vóór de tijden der eeuwen, maar geopenbaard heeft te zijner tijd
Namelijk Zijn Woord, door de prediking die mij toebetrouwd is, naar het bevel van God onzen Zaligmaker…"

1 Korinthe 15:3: "Want ik heb ulieden ten eerste overgegeven hetgeen ik ook ontvangen heb

1 Korinthe 11:23: "Want ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb…

1 Korinthe 15:51: "Zie, ik zeg u een verborgenheid…"

Deze uitspraken, en de lijst zou nog door kunnen gaan, zijn Paulus’ eigen woorden over deze kwestie. Aangezien Paulus schreef door inspiratie van de Heilige Geest is ook het Woord van God betrokken in zijn uitspraken. Het is overduidelijk dat het Woord laat zien dat Paulus’ bediening en boodschap totaal gescheiden en anders was dan dat van de 12 apostelen vóór hem. Dat betekent dat als we willen weten wat God ons, het Lichaam van Christus, te zeggen heeft, we naar Paulus’ brieven moeten gaan om daar de antwoorden te vinden.

En dat is juist wat de kerk over het algemeen weigert te doen. In deze tijd resulteert het verwarren van de verborgenheid die aan Paulus geopenbaard was met het lang van tevoren geprofeteerde Koninkrijk, in een geestelijke catastrofe. Kijk alleen maar om je heen om het overal te zien. Wie kan eraan twijfelen dat de verwarring die de Kerk van vandaag zo in haar macht heeft, zo duidelijk verbonden is met de waarschuwing in Galaten 1: 8 en 9:

"Doch al ware het ook dat wij, of een engel uit den hemel, u een evangelie verkondigde buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt
Gelijk wij tevoren gezegd hebben, zo zeg ik ook nu wederom: Indien u iemand een evangelie verkondigt buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt."

Je kunt er gewoon niet omheen. Als je de aparte bediening van Paulus, die de Heere Jezus Christus persoonlijk aan hem gegeven heeft, niet accepteert, dan verlies je daarmee iets. Een duidelijk voorbeeld daarvan zijn de Galaten. Zij hadden gehoord van de boodschap van genade, maar Paulus was nog niet weg of ze weken alweer af van wat hij hen verkondigd had. Hij schrijft tot hen:

"Ik verwonder mij, dat gij zo haast wijkende van Dengene, Die u in de genade van Christus geroepen heeft, overgebracht wordt tot een ander evangelie." Galaten 1:6

"Oh gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen tevoren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde?"Galaten 3:1

"WELKE was dan uw gelukachting? (…) Galaten 4:15

Het afwijken van de Paulus’ boodschap resulteert in het verliezen van de blijdschap en zegeningen die het staan in de genade juist teweegbrengen. Beste vriend/vriendin, de enige weg naar volledige geestelijke genezing en heling is door een vernieuwd denken te kijken naar wat God ons te zeggen heeft.

Het gaat niet om bidden voor een bepaalde opwekking, het gaat ook niet om vasten, niet om belijdenissen en ook niet om speciale offers. Nee, de enige Weg (of het nu om de kerk in zijn algemeenheid gaat of om jou en mij persoonlijk) die naar echte geestelijke vreugde leidt, is Zijn boodschap voor ons vandaag. En dát is wat de kerk vandaag de dag nodig heeft.

De woorden van Paulus die hij aan Tmotheüs schrijft, zijn ook belangrijk voor ons vandaag:

"Houd het voorbeeld der gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in geloof en liefde die in Christus Jezus is
Bewaar het goede pand dat u toebetrouwd is, door den Heiligen Geest, Die in ons woont."
II Timotheüs 1:13 en 14

"Gij dan, mijn zoon, wordt gesterkt in de genade, die in Christus Jezus is; en hetgeen gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, betrouw dat aan getrouwe mensen, welke bekwaam zullen zin om ook anderen te leren." II Timotheüs 1: 1 en 2

Dit is de houding die we moeten hebben tegenover Paulus’ bediening: Houd vol, bescherm het, houdt eraan vast, bewaar het en het meest belangrijk: geef het door aan anderen. Het is de boodschap van Jezus Christus aan de wereld vandaag.

We bidden dat God Zijn Woord gebruikt om tot onze harten te spreken en ons getrouw te laten zijn in wat Hij van ons verlangt. En als er alleen al een klein beetje lijden op onze weg komt, dan krijgen we daar rijkelijk iets voor terug: genade op genade! Mogen onze harten open zijn om de waarheid te ontvangen en om het bekend te maken aan anderen, "dat door ons de prediking volledig gekend wordt en alle naties zullen horen."

Vertaald door David Stelma